Door joes op
In de paragraaf over Beda lazen we al over het praktisch nut om het Scheppingsjaar te achterhalen. Maar ook al gelooft men niet meer dat met die wetenschap het einde der wereld is uit te rekenen, het blijft interessant om te weten hoe oud de wereld is en bovendien, tellen vanaf dat begin is aanvaardbaar voor alle mensen, van welke overtuiging dan ook.
In en ook na de Middeleeuwen bleef het zoeken naar dit jaar de wetenschappers bezig houden. Reinher van Paderborn in de 12e en Roger Bacon in de 13e kwamen er achter, dat de joodse tijdrekening heel wat ingewikkelder was dan hun voorgangers hadden aangenomen en dat deze niet een twee drie om te schakelen was in de cyclus van Dionysus. Maar ook zij kwamen er niet uit. Aartsbisschop Ussher gaf in 1650 een omvangrijk en naar de maatstaven van zijn tijd onberispelijk wetenschappelijk werk uit, waarin hij uitkwam op het jaar 4004 voor Christus.(1)
Van de computistiek maakte hij geen gebruik. Uiteraard was de Bijbel een door hem gebruikte bron, maar bovendien bestudeerde hij alle bronnen uit de Oudheid die tijdsverwijzingen bevatten. En hij kende vele talen.
Net als Beda stelde hij een jaartallenlijst samen, alleen nu van de wereldgeschiedenis. In latere versies van de King-Jamesbijbel is die opgenomen.
In latere eeuwen werd de vraag naar de ouderdom van de aarde overgenomen door andere wetenschappen dan theologie en geschiedkunde. Ze gebruikten andere methoden en kwamen tot heel andere uitkomsten.
- Een interessant artikel hierover is te vinden bij iemand uit eeen heel ander vakgebied, de paleontoloog Stephen Jay Gould, Eight little piggies. Reflections in Natural History. New York/London 1993. Pag. 181-193.
- Login om te reageren