Over de maanden

Er zijn drie soorten maanden: de zonnemaand, de maanmaand en de kalendermaand. De zonnemaand is de tijd die de Zon erover doet om een Teken van de Dierenriem te doorlopen. Ik citeer Aristoteles: De Zon doorloopt een van de twaalf Tekens in precies een maand. De maanmaand is eigenlijk de tijd waarin de Maan nadat hij zich [eerst] van de Zon verwijderd heeft, zijn oorspronkelijke positie weer inneemt. Daarop komen we in het vervolg terug. De kalendermaand is het aantal dagen dat in onze kalender is aangegeven en sinds de Oudheid in acht is genomen. Men moet weten, dat bij de Romeinen Romulus de eerste was, die bepaald heeft wat maanden en jaren waren. Zijn jaar telde tien maanden, omdat hij zag dat zoveel tijd voor een zwangere vrouw volstond om te baren, of omdat een vrouw zich zo lang moest onthouden van een nieuw huwelijk na de dood van haar man. De eerste maand noemde hij Maart naar zijn vader Mars, of naar Mars in de betekenis van oorlog. In die maand immers plachten de Romeinse koningen hun campagnes te beginnen. De tweede maand noemde hij April, van aperire, openen, omdat dan de poriën van de aarde en de bomen zich openen, de planten ontspruiten en de blaadjes aan de bomen komen. Een andere uitleg is dat we Aphril moeten lezen, van het Griekse αφρος, wat schuim der zee betekent, waaruit Venus volgens de mythologie geboren is, die de stammoeder in moederlijke lijn van het geslacht van Romulus is geweest. De derde maand noemde hij Mei, naar de majores, de ouderen, de vierde Juni naar de juniores, de jongeren. De maanden die daarop volgden, gaf hij telwoord-namen, zoals Quintilis, Sextilis, September, Oktober, November, December. We lezen in Ovidius:

Van Mars was de eerste maand en van Venus de tweede,
Zij stammoeder van het geslacht, hij de vader daarvan.
De derde naar de ouderen, de vierde naar de naam van de jongeren.
De groep die volgde, werd aangeduid met zijn nummer.

Maar later heeft zijn opvolger Numa Pompilius twee maanden toegevoegd, namelijk Januari en Februari. En daarover weer Ovidius:

Maar Numa sloeg Janus niet over, noch de schimmen van de voorouders
En voor de oude maanden plaatste hij er twee.

Januarius komt van ianua, poort, want zoals men door een poort het atrium binnenkomt, gaat men door Januari het jaar binnen. Een andere opvatting is, dat de maand is genoemd naar de tweehoofdige Janus, die volgens de verhalen de god van de kooplieden was. Zo heeft ook Januari een dubbel gezicht, omdat aan de grens van deze maand het jaar wordt beëeindigd en het nieuwe jaar begint. Februari, zegt men, komt van Februus, een andere naam van Pluto, omdat in die maand de Romeinen offers plachten te brengen aan Pluto en de goden van de onderwereld voor de zielen van hun voorouders. Een andere opvatting  is, dat de naam komt van febris, koorts. In die maand immers kregen de mensen in warme streken meestal koorts. September heet wel zo als de zevende maand na de imber, de regen, dat is vanaf de natte tijd. Dan tellen we dus van na Februari, en zo is het met de andere maanden. Maar ook al heeft Numa het jaar uit twaalf maanden samengesteld, toch bleef het te kort, omdat hij maanmaanden gebruikte, om en om maanden van 30 en 29 dagen. Daarom bestond zijn jaar uit 354 dagen, en dat aantal volstaat niet voor de omloop van de Zon. Julius Caesar heeft later de laatste kalendercorrectie ingevoerd en elf en een kwart dag aan het jaar toegevoegd. Het jaar van de Juliaanse kalender bestaat dus uit 365 dagen en zes uur. Toch heeft hij het jaar iets te groot gemaakt, het twaalfde deel van een uur, zoals we hieronder zullen uiteenzetten. Verder beval hij dat het jaar met Maart moest beginnen. Om Ovidius te citeren:

Die, welke na Janus komt, is de laatste van het oude jaar geweest.
En gij, Terminus, was ook het einde van de heilige handelingen.

De dagen van het jaar verdeelde hij tussen maanden met een passend aantal, zo, dat aan de oneven maanden 31 en aan de even maanden 30 werden toebedeeld. Maar toen hij bij de laatste oneven maand, namelijk Januari, was aangekomen, kwam hij een dag tekort. Daarom heeft hij van Februari een dag afgetrokken, om het aantal dagen van Januari te completeren, welke dag Februari in het schrikkeljaar terugkreeg. In de tijd van Julius Caesar hebben de Romeinen, die hem vleiden, de maand die eerst Quintilis genoemd werd, Juli genoemd, omdat Caesar, naar men zei, in die tijd geboren was. Om dezelfde redenen hebben ze in de tijd van Augustus de maand die ze eerst Sextilis noemden, Augustus genoemd. Maar toen heeft Augustus uit jaloezie, omdat zijn maand korter was dan de maand van Julius, een dag van Februari afgehaald en die aan Augustus toegevoegd. Daarom bleven er voor Februari 28 dagen over. Bovendien ontstond hierdoor een nieuwe moeilijkheid, namelijk dat er nu drie maanden van 31 dagen op elkaar gingen volgen, te weten Juli, Augustus en September. Hij haalde daarom een dag van September af en gaf die aan Oktober en datzelfde deed hij met November en December. Deze ordening van de maanden en verdeling van het aantal dagen, ook al is daar wel wat op aan te merken, gebruikt de Kerk tot op de dag van vandaag. – Met welke letter elke maand begint en met welke ze als consequentie eindigt, wordt duidelijk in het volgende vers:

Altitonans, Dominus, diuina, gerens, bonus, extat,
Gratuito coeli fert aurea dona fideli.(1)

De eerste letters van deze twaalf woorden tonen de letters waarmee de maanden beginnen, beginnend met Januari.(2) Welke kalendermaanden 31 dagen hebben en welke minder, is op te maken uit deze verzen:

Sep.No.Jun.Ap. moeten we dertig geven, de andere één meer,
Behalve in het schrikkeljaar moet Februari er twee minder hebben.

In iedere maand – dat staat vast – gaat de Zon een nieuw Teken binnen en om het duidelijker te zeggen, ongeveer in het midden van de maand al naar gelang de volgende tekening laat zien:

dierenriem

Een Teken is het twaalfde deel van de Dierenriem, dat de astronomen nauwkeurig hebben afgebakend. Een graad is het dertigste deel van een Teken. De namen van de Tekens, hun volgorde en aantal zijn te vinden in de volgende verzen:

Sunt Aries, Taurus, Gemini, Cancer, Leo, Virgo,
Libraque, Scorpius, Arcitenens, Caper, Amphora, Pisces.
[Het zijn Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd,
en Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter, Bok, Amfoor(3), Vissen.]

Als u wilt weten op de hoeveelste graad in een Teken de Zon zich bevindt, moet u aan het aantal dagen van de maand die voorbij zijn, 15 toevoegen. Als de uitkomst 30 of minder is, bevindt de Zon zich op die graad van het Teken dat tot het begin der maand behoort; is de uitkomst hoger, dan moet u 30 aftrekken en wat er overblijft, op die graad van het volgende Teken staat de Zon. Want het Teken moet worden toegekend aan de maand waartoe het met zijn eind behoort. De volgende verzen maken duidelijk welk teken bij welke maand hoort:

Ap, Aries, Ma. Tau: Iu. Ge: Iul. Can: Au. Leo: Sep.Vir.
Oct. Libra; No. Scor: De. Sa: Ian. Capricor:, Feb, A: Mar. Pis.

Echter, we moeten deze regel in acht nemen niet bij het begin en eind der maanden zoals die nu zijn, maar zoals die zouden moeten zijn.(4)

Ram

Het eerste Teken is de Ram, omdat volgens de leer van de Kerk in dat Teken de Zon is geschapen, ook al zeggen de Arabieren, dat dat in de Leeuw is gebeurd. Het wordt Ram genoemd, omdat de ram een dier is, dat sterk is van voren, maar van achteren zwak. Zo heeft de Zon, als zij in dat gedeelte van de Dierenriem staat dat Ram heet, ‘s winters zeer weinig kracht dat wil zeggen warmte en droogte; en meer in het voorste, dat naar de zomer is gekeerd. Ook ligt de Ram, naar men zegt, de hele winter op zijn linkerzijde, maar in de zomer op zijn rechter. Aangezien de zon zich de hele winter beweegt in het onderste gedeelte van de hemelbol, is zij in de zomer in het bovenste, dat is als het ware de rechterzijde van de wereld.

Stier

Het tweede Teken heet Stier, omdat dan de werkzaamheden van stieren of ossen voor ieder zichtbaar zijn. Een andere verklaring is, dat een stier een sterker dier is dan een ram, en de Zon in dat Teken sterker in krachten en eigenschappen is dan zij was in de Ram.

Tweelingen

Het derde Teken is Tweelingen, omdat dan de kracht van de Zon wat betreft warmte en droogte verdubbeld wordt. Ofwel hierom: zoals de Tweelingen worden afgebeeld als jongelingen die elkaar omarmen, zo, wanneer de zon in dat gedeelte van de hemel staat, omarmen groeivormen elkaar en groeien ze van de wortel in de hoogte tot een halm.

Kreeft

Het vierde Teken heet Kreeft. Zoals de kreeft een dier is dat achteruit loopt, zo loopt de Zon, als hij in dit gedeelte van de Dierenriem staat, terug uit onze hemelhelft. Daarom wordt dit Teken de Draaier genoemd, of de Omkeerder, omdat zich hierin het zomersolstitium bevindt [dus de dagen hun grootste lengte bereikt hebben en korter worden].

Leeuw

Het vijfde Teken heet Leeuw. Zoals de leeuw het dier is met de vurigste natuur en onverzoenlijk in zijn woede, zo is de Zon, als zij in dit deel van de hemel staat, het vurigst en het allerdroogst. Daarom is het in die tijd niet goed om adergelaten te worden of om purgeermiddelen te gebruiken, wegens het gebrek aan lichaamsvocht door de hitte en droogte. Zoals Hippocrates heeft aangegeven, tijdens en voor de Hondsster is het purgeren het lastigst. We zijn dan immers in de Hondsdagen, waarvan we het begin en eind als volgt kunnen onthouden:

Juli introduceert de Hondsdagen op de zevende,
Op 17 Augustus vinden zij hun einde.

Maagd

Het zesde Teken is de Maagd. Zoals een maagd geen vrucht draagt en niets in zich voortbrengt, zo is de tijd dat de Zon in de Maagd staat, onvruchtbaar en brengt zij niets voort, maar laat wat reeds voortgebracht is, rijpen.

Weegschaal

Het zevende Teken is de Weegschaal, omdat dan dag en nacht in evenwicht zijn en de herfstequinox valt.

Schorpioen

Het achtste Teken heet Schorpioen. Zoals een schorpioen steekt met zijn staart, zo beschadigt de ochtendkoude hen die te weinig voorzichtig zijn.

Boogschutter

Het negende Teken heet Boogschutter. Dan worden de pijlen van het weer op ons afgeschoten, te weten de stormen, de regenbuien, de hagel en soortgelijke plagen.

Steenbok

Het tiende Teken heet Steenbok. Zoals de bok bij het grazen zich opricht, zo klimt dan de Zon van de onderste hemelhelft naar onze hemelhelft op. Ook dit teken wordt Draaier of Omkeerder genoemd. Hier is de winterzonnewende, het punt waarop de dagen het kortst zijn. Van hier wendt de Zon zich van de andere kant af in onze richting.

Waterman. Vissen.

De twee Tekens die overblijven, namelijk de Waterman en de Vissen, duiden op een overvloed van water. De Waterman wordt zo genoemd vanwege de vochtigheid van de lucht. De Vissen, omdat alles lijkt te zwemmen in de regens. (5)Sommigen zeggen echter, dat de Tekens zo genoemd worden omdat de sterren in hun beeld zo liggen dat zij lijken op dieren die zij vormen. Ik verwijs naar Macrobius: De sterrenbeelden worden gevormd tot een Teken door de compositie van verscheidene sterren. En Lucanus(6) zegt over de Ram:

Maar nadat de brenger van de lente de warmte ontving,
Terugkijkend naar de Titanensterren van gevallen Helle.

De kwaliteiten(7) van al deze Tekens, in vier groepen van drie onderscheiden, zijn genoemd in deze verzen:

Van vuur zijn de Ram, de Leeuw en de Boogschutter,
Van aarde de Stier, de Bok en de Maagd,
Vochtig en warm de Tweelingen, de Weegschaal en de Waterman,
Waterig de Kreeft, de Schorpioen en de Vissen.

  1. God die hoog dondert, die de goddelijke dingen met zich meevoert, hij toont zich als goed en brengt belangeloos gouden geschenken van de hemel aan de gelovige.
  2. Als 1 Januari valt op een bepaalde dag van de week, bijvoorbeeld woensdag, dan valt 1 Februari drie plaatsen verder, dus op zaterdag enz. Zie verder het hoofdstuk over de zondagsletter.
  3. Oude naam voor de Waterman. Hij wordt vaak afgebeeld met twee kruiken.
  4. Sacrobosco wil hiermee aangeven, dat het jaar volgens de Juliaanse tijdrekening in zijn tijd was gaan afwijken van het astronomische jaar.
  5. Afwijkend van de tekst ben ik hier een nieuwe alinea begonnen om het misverstand te vermijden dat deze alleen op de laatste twee Tekens zou slaan.
  6. Bellum Civile sive Pharsalia 4.56
  7. Kwaliteiten zijn de combinatie van twee van de vier basiseigenschappen warm, droog, koud en vochtig. Hier slaan ze in drie regels op de elementen. Vuur is warm en droog, aarde koud en droog, lucht warm en vochtig en water koud en vochtig.